De lintjesgate en Schoofs relatieve retorische skills
Afgelopen weekend kleurde heel Nederland oranje voor de verjaardag van koning Willem-Alexander. Traditiegetrouw werden op de dag voor Koningsdag ook de lintjes uitgereikt aan mensen die een waardevolle bijdrage aan de samenleving hebben geleverd. Deze feestelijke ceremonie had dit jaar voor sommigen een wat bittere nasmaak. Marjolein Faber, minister van Asiel en Migratie, weigerde namelijk haar handtekening te zetten onder de koninklijke onderscheidingen voor vijf vrijwilligers die vluchtelingen hebben geholpen. Volgens Faber gerechtvaardigd: hun werk zou haaks staan op haar beleid. “Ik sta voor een streng asielbeleid, want ik wil de instroom drastisch verlagen en het aantal verblijfsvergunningen beperken”, zo verklaarde ze.
De ophef die volgde was groot. Want hoe legitiem is het om een politiek statement te maken over een koninklijk lintje, bij uitstek een symbolische waardering voor maatschappelijk engagement? Het kabinet probeerde de schade te beperken. Premier Schoof liet al snel weten dat hij wél zou tekenen voor de lintjes. Maar de Tweede Kamer nam daar geen genoegen mee. De vraag rees: wat zegt dit over het functioneren van Faber, over de eenheid in het kabinet, en vooral: over de rol van de minister-president hierin?
Het resulteerde in een debat dat snel verhit raakte. De premier kwam in eerste instantie niet opdagen voor het debat, maar werd uiteindelijk door de Kamer gesommeerd om zich alsnog te verantwoorden. De oppositie was scherp: van harde kritiek op Fabers optreden tot de sneer van Timmermans dat zij “de grootste prutser is die ooit in vak K heeft gezeten”. Reden genoeg voor ons bij Taalstrategie om de taal van dit debat onder de loep te nemen. Want in de formuleringen van premier Schoof, in zijn gehakkel, in zijn afwegingen en ontwijkingen, tekent zich een retorisch profiel af van een premier die niet het debat aanstuurt, maar het probeert te neutraliseren. We nemen je graag mee in een analyse van hoe dat precies klinkt en waarom het schuurt.
Aanwezigheid als standpunt
Het moment waarop Volt-Kamerlid Marieke Koekkoek aan de premier vraagt waarom hij nog vertrouwen heeft in Faber, is veelzeggend. Schoof begint met de woorden: “Die vraag vind ik relatief eenvoudig te beantwoorden.” Wat volgt is gehakkel zonder échte inhoudelijke uitleg. Schoof probeert weg te komen met een logische omkering: “Als ik geen vertrouwen had in minister Faber, zou ik hier nu niet staan. Dan zou mevrouw Faber hier overigens niet zitten. Er is dus gewoon vertrouwen.”
Op het eerste gezicht lijkt dat logisch: als je iemand niet meer steunt, kom je diegene ook niet verdedigen. Dus: hij is er, dus hij steunt haar. Maar als je beter kijkt, zie je dat Schoof hier vooral een suggestie oproept. Hij doet alsof zijn aanwezigheid op zichzelf al voldoende bewijs is. Terwijl dat natuurlijk niet zo hoeft te zijn. Je kunt om allerlei redenen ergens staan. Uit loyaliteit. Uit plichtsgevoel. Omdat je de schade wilt beperken. En laten we niet vergeten dat Schoof in eerste instantie niet aanwezig was bij het debat. De oppositie sprak hier schande van en noemde het “een schoffering” (Stoffer, SGP) en “minachting van het parlement” (Bontenbal, CDA). Kamervoorzitter Bosma heeft Schoof toen persoonlijk gebeld, waarna hij alsnog ten tonele verscheen. Het feit dat iemand ergens aanwezig is, zegt op zichzelf niets over de kwaliteit van het vertrouwen. Het is alsof iemand zegt: “Ik zit in het concertgebouw, dus ik hou van klassieke muziek.” Misschien, maar misschien ook niet. Misschien is hij er vanwege een werkverplichting (zoals premier Schoof zich wellicht verplicht voelde om tóch aanwezig te zijn bij het debat), of omdat hij met iemand mee moest, of omdat hij een vrije avond had en gewoon iets wilde doen.
Schoof ontwijkt met zijn antwoord ook de echte vraag van Koekoek. De vraag was niet: bent u aanwezig? Maar: waarom heeft u nog vertrouwen, ondanks de ophef? In plaats van te onderbouwen waarom Faber zijn vertrouwen verdient, probeert hij via een omweg te suggereren dat de zaak al afgedaan is. Wat Schoof hier doet, kun je retorisch zien als een vorm van strategisch manoeuvreren. In plaats van inhoudelijk uit te leggen waarom hij vertrouwen heeft in Faber, verwijst hij naar zijn eigen gedrag (zijn aanwezigheid) als impliciet bewijs dat hij vertrouwen heeft. Daarmee laat hij een belangrijk deel van zijn argumentatie onuitgesproken. Dat kan retorisch slim zijn: door niet alles expliciet te maken, vermindert hij de kans op directe tegenspraak. Maar het werkt alleen zolang niemand doorvraagt. Zodra, zoals in dit debat, expliciet wordt gevraagd naar de onderbouwing, valt op dat er eigenlijk nauwelijks echte argumenten zijn gegeven. De indruk van vertrouwen is vooral gewekt, niet hard gemaakt.
Maar eerlijk is eerlijk: als Koekkoek blijft doorvragen, schuift Schoof toch een stapje op. Hij zegt dan dat hij Faber op waarde schat, dat ze binnen de kaders van het coalitieakkoord werkt en dat hij haar aanspreekt als dat nodig is. Het is nog steeds voorzichtig geformuleerd, maar het is wel een inhoudelijker antwoord. Niet meteen groots of glashelder, maar wel een poging om iets van regie te laten zien. Hij had het conflict explicieter kunnen erkennen, bijvoorbeeld door te zeggen: “We verschillen op onderdelen van inzicht, maar ik zie in haar functioneren geen aanleiding om het vertrouwen op te zeggen.” Maar het is hoe dan ook relevant dat hij, onder druk, uiteindelijk wel wat meer kleur bekent. Al blijft het allemaal netjes binnen de lijntjes.
Afstand door taal
Die neiging tot ontwijken zien we vaker terug in zijn taalgebruik. Schoof spreekt vaak in passieve zinnen: “Er is contact geweest”, “Het is besproken”, “Er zijn zorgen gedeeld.” Zinnen waarin dingen gebeuren, maar waarin niemand handelt. Daarmee wordt de premier zelf onzichtbaar in zijn eigen communicatie. Waar leiderschap vraagt om positie, om actie, om kaders, kiest Schoof voor omschrijvingen waarin hij zichzelf buiten het handelen plaatst.
Dezelfde afstandelijkheid zit in meer van zijn formuleringen. Hij begint zinnen met “Ik denk dat...”, “Wat ik belangrijk vind om te benoemen is...”, of “Volgens mij zouden we...” Het zijn vormen van zogenaamde ‘twijfeltaal’ die zorgen voor vertraging, die de boel afzwakken, en de inhoud onder een laag voorzichtigheid bedekken. Juist op het moment dat de Kamer vraagt om helderheid en het nodig is om een stelling in te nemen, klinken deze formuleringen van Schoof alsof hij probeert te voorkomen een stevige positie in te nemen. Retorisch gezien: veiligheid boven overtuiging.
Impliciete instemming
Een ander patroon in zijn optreden is de poging om een soort impliciete consensus te creëren. Formuleringen als “Dat begrijpt u toch ook?” of “Daar kunnen we het hopelijk over eens zijn” klinken verbindend, maar hebben een onderliggende druk: wie het hier niet mee eens is, zet zichzelf buiten de redelijkheid. In plaats van het gesprek aan te gaan, probeert Schoof de discussie af te ronden door te doen alsof er eigenlijk geen verschil van mening bestaat en de rest vanzelfsprekend achter zijn uitspraken staat. Maar wanneer de Kamer expliciet om een oordeel vraagt, werkt die strategie eerder frustrerend dan verbindend.
De boezem van het kabinet als rookgordijn
Een veelzeggende formulering die Schoof in het debat meerdere keren gebruikte, was zijn verwijzing naar “de boezem van het kabinet”. Volgens hem had deze kwestie intern opgelost moeten worden, niet via de media. En die frustratie is begrijpelijk. In een kabinet moet onderling vertrouwen bestaan. Als elke spanning naar buiten lekt, valt er weinig meer op vertrouwelijke basis te bespreken. Schoofs pleidooi voor rust is op zichzelf verdedigbaar.
Maar het moment waarop hij dat pleidooi uitspreekt, schuurt. Juist wanneer de Kamer hem vraagt om helderheid en duiding, verwijst hij naar de interne overlegstructuur van het kabinet. Daarmee verschuift de aandacht: het gaat ineens niet meer over het gedrag van de minister, maar over het feit dat die kwestie publiek is geworden. De boezem van het kabinet wordt zo gereframed van een plek van onderling overleg tot een manier om de discussie uit beeld te houden. Alsof het probleem niet het gedrag van een minister is, maar het feit dat dat gedrag zichtbaar is geworden. Terwijl een ruziënd kabinet natuurlijk wel een belangrijk punt is voor de Kamer om te bespreken.
Een strategie met grenzen
Wat we Schoof wel moeten nageven: hij blijft tijdens het debat bijzonder rustig en beheerst. We zien een beleefde premier, die zich niet laat uitlokken tot harde bewoordingen of persoonlijke aanvallen. In een politiek klimaat waarin het debat steeds grimmiger wordt, is dat op zichzelf een kwaliteit. Ook is het begrijpelijk dat hij zich voorzichtig opstelt: hij leidt een coalitie met grote onderlinge verschillen. Elke scherpe formulering kan de boel doen ontsporen en in het allerergste geval leiden tot een val van het kabinet.
Maar verbindende taal werkt alleen als er een duidelijke kern is om aan te verbinden. Zolang er geen inhoudelijk kader wordt geschetst, blijft verbindend taalgebruik leeg. In plaats van conflict te overbruggen, verhult zijn lege en vage taalgebruik het ontbreken van regie, sturing en richting. En precies dat gevoel blijft hangen na zijn optreden: een premier die niet zozeer leidt, maar balanceert. Je merkt aan alles dat hij met zijn uitspraken de rust probeert te bewaren, maar inhoudelijk zegt hij eigenlijk niets dat écht richting geeft.
Op papier neemt hij uiteindelijk wel een positie in: hij vindt niet dat Faber hoeft af te treden, en benadrukt dat maatschappelijke inzet moet worden gewaardeerd, ook via een lintje. Maar ook in die positie blijft hij balanceren. Hij probeert twee tegenstrijdige perspectieven te verbinden zonder het conflict echt te benoemen: zowel steun aan Faber, als erkenning van de maatschappelijke waarden die zij onder druk zette. Daardoor komt zijn boodschap nauwelijks uit de verf. In plaats van richting te geven, blijft het beeld hangen van een premier die vooral bezig is met het bewaren van de rust, niet met het markeren van grenzen.
Passieve politiek
Faber staat er over het algemeen om bekend dat ze uitgesproken is in haar taalgebruik en zich stevig positioneert in het debat. In deze kwestie hield ze zich relatief op de achtergrond, maar haar eerdere uitspraken vormden de context voor de ophef die ontstond. Schoof deed precies het tegenovergestelde. Hij cirkelde om het probleem heen, verwees naar procedures, en hield het zoveel mogelijk op de vlakte. Zijn manier van spreken bood weinig expliciete sturing. Een keuze die wellicht rust moest brengen, maar ook verwarring oproept over zijn positie.
Wat zegt dat over het grotere geheel? Faber staat bekend als een minister die zich stevig uitspreekt en haar beleid ook in symbolische keuzes laat doorwerken. Dat schuurt soms met wat we verwachten van een bewindspersoon, maar het is in ieder geval helder. Schoof heeft als premier de taak het kabinetsbeleid te coördineren en het kabinet als geheel te vertegenwoordigen én aan te sturen. Maar in plaats van richting te geven, blijft hij hangen in procedures en afzwakkende formuleringen en positioneert hij zichzelf vooral aan de randen van het debat. Die manier van spreken komt niet uit de lucht vallen. Het laat precies zien waar deze coalitie mee worstelt: partijen die inhoudelijk ver van elkaar af staan, en die voortdurend zoeken naar manieren om het kabinet tóch bij elkaar te houden. In die context wordt taal geen middel om richting te geven, maar een manier om spanningen te omzeilen. Geen helder kader, geen visie, maar vooral een manier om te voorkomen dat iets escaleert.
En dat hoor je terug. In de verzachters, de passieve constructies, de zoekende zinnen en de neiging om spanningen zoveel mogelijk buiten het politieke debat te houden. Waar sommige premiers een stevige stempel probeerden te drukken, kiest Schoof voor balancerend leiderschap. Begrijpelijk in een coalitie met grote inhoudelijke tegenstellingen, maar retorisch weinig inspirerend. En juist daarom is het relevant om naar die taal te kijken. Want in de manier waarop er gesproken wordt, of juist gezwegen, zie je waar de macht ligt. En waar niet.
Hier kan je het debat zelf teruglezen of terugkijken.
Deel dit artikel:
Andere artikelen

